opc_loader

Wensenlijst

 

Gratis bezorgd in heel Vlaanderen - alle prijzen zijn inclusief levering aan huis/stal.

 

Weidegang en voeren?

Weidegang en voeren?

Weidegang en voeren?

Het lijkt vanzelfsprekend dat paarden in de wei staan, maar het geven van weidegang aan paarden heeft nogal wat voeten in de aarde. Omdat paarden grazers zijn, lijkt weidegang het meest natuurlijke aspect van de voeding, maar door de mogelijke gezondheidsrisico’s zien veel paardenhouders hier weer van af. Één ding is duidelijk, paarden zijn niet gemaakt om 24 uur per dag in een box te staan. Dus voor de noodzakelijke beweging, sociale contacten en eetwijzen is een grote uitloop met voergelegenheid nodig.

Weiden zijn er in zeer uiteenlopende ‘kwaliteiten’, variërend van een kort gegeten, zanderig, onkruidrijk veldje tot een groene zee van mals gras. Ook paarden zijn er in zeer veel variaties voor wat betreft gezondheid, grootte en prestaties. Van een chronisch hoefbevangen Shetlander tot een vermagerde senior of een grand prix paard. Al deze verschillende factoren maken duidelijk dat er niet één ideale manier is om paarden weidegang te geven. Met kennis van wat moet, wat kan en wat mag én binnen de mogelijkheden van je eigen situatie, zorg je voor de meest ideale manier van paarden houden.

De natuurlijke situatie: wilde paarden

Het paard dag en nacht weidegang geven lijkt het meest bij de natuurlijke situatie te passen. Toch is weidegang zoals wij dat nu kennen iets anders dan de situatie waarin wilde paarden leven. Wilde paarden die een groot gebied tot hun beschikking hebben, lopen vijf tot tien kilometer per dag. Ze eten onderweg en blijven niet lang op dezelfde plek. Pas veel later komen ze weer op dezelfde locatie terug. Het gras en de planten hebben voldoende tijd om te groeien en de mest wordt ruim verspreid.  Paarden eten graag jonge grassen, maar zelfs bij voldoende grasaanbod ook boomschors, takjes en kruiden.

In de groeizame maanden zal het paard meer energie opnemen dan nodig is en dit als vetreserves opslaan. In droge of koude perioden met weinig voedselaanbod en minder goed verteerbaar voedsel worden de vetreserves weer verbruikt. De conditie van de paarden kan daardoor gedurende het jaar van te dik naar te mager en weer naar te dik veranderen. Merries die drachtig zijn of melk produceren verbruiken veel energie en worden minder snel te dik. Hetzelfde geldt voor de verhoogde activiteit van de hengsten en de jongere opgroeiende paarden in de kudde. In de natuurlijke situatie hebben paarden een zeer groot gebied tot hun beschikking, hebben ze te maken met rijke en schrale perioden en is hun voederbehoefte vaak hoger dan in de hedendaagse situatie.

Is weidegang gelijk aan de natuurlijke situatie?

Belgische weiden bevatten vaak redelijk mals gras. De verteerbaarheid van gras is hoog en het paard haalt hier veel energie en eiwitten uit. Oud, lang doorgegroeid gras is wat trager verteerbaar en levert minder energie en eiwit. Dit zou op zich een betere basis zijn bij onbeperkt of veel weidegang. Een praktisch nadeel is dat de hergroei traag verloopt en je dus veel land nodig hebt om paarden continu hard, lang gras aan te kunnen bieden.

De meeste paardeneigenaren beschikken niet over weilanden van vele hectaren groot. De hoeveelheid kilometers die paarden afleggen is dus zeer beperkt. Blijven paarden in dezelfde wei, dan eten ze deze tot op de bodem kaal en zal de mest zich ophopen. Daar komt bij dat de energiebehoefte vaak beperkt is, tenzij het gaat om paarden die drachtig zijn, een veulen hebben, hengst zijn of groeien. De sport vergt uiteraard ook energie, maar de bijdrage op het totaal is betrekkelijk, tenzij het paard echt op hoog niveau presteert en veel en zwaar getraind wordt. Het aanbod van energie is dus hoger terwijl de behoefte daaraan juist lager is dan in de natuurlijke situatie. Vandaar dat veel paarden in de wei te dik worden.

Wel of geen weidegang aanbieden

Vrij bewegen en sociaal contact is een onmisbaar onderdeel van het welzijn en de gezondheid van paarden. Toch is de vraag of je deze behoeften altijd met weidegang moet invullen. Wil je het grasland in stand houden, zonder dat het volledig kaalgegeten wordt en uiteindelijk omgevormd wordt in een zand- en onkruidveld, dan moet je paarden er tijdig afhalen. Paarden bewegingsgelegenheid geven in combinatie met voeropname kan ook op een grote paddock of een paddock paradise met lange looppaden bewerkstelligd worden.

Weidegang biedt een fijne afwisseling. Vrije beweging met andere paarden is een noodzakelijk onderdeel in het houden van paarden. Om paarden en weiland gezond te houden is beleid nodig om het aanbod van gras en behoefte aan energie en andere voedingsstoffen op elkaar af te stemmen.

Hoeveel gras eet een paard?

Bij onbeperkte weidegang eet een paard een bepaalde hoeveelheid gras per dag, de zogenaamde maximale droge stof capaciteit. De hoeveelheid droge stof ligt ongeveer tussen de 2 – 2,5% van het lichaamsgewicht van het paard (soms ook hoger).

Wat is de voedingswaarde van het gras(de planten) voor het paard?

Als een KWPN-er van 600 kilo onbeperkt weidegang krijgt, dan eet hij dagelijks zo’n 80 kilo vers gras. Niet zo vreemd dat het paard een ‘grasbuik’ krijgt. Deze 80 kilo vers gras bestaat uit 12,5 – 15 kilo droge stof en meer dan 65 liter water en levert ruim 10 EWpa (energiewaarde paard) en meer dan 1,5 kilo VREp (verteerbaar ruw eiwit paard). Stel dat dit paard elke dag een flinke bosrit maakt, dan heeft hij 7 EWpa en 500 gram VREp nodig. Het overschot aan energie komt als vet in de buik en onder de huid terecht. De ‘grasbuik’ verdwijnt snel als het paard op stal wordt gezet, het is tenslotte voor een groot deel water. Het opgeslagen vet verdwijnt minder snel en als dit er dagelijks bijkomt ontstaat een risicovolle situatie. Obesitas bij paarden kan oorzaak zijn van hoefbevangenheid.

Van stal naar weide

Bij de overgang van stal naar weide verandert het rantsoen van je paard. De verandering in voedingsstoffen is erg groot, als je paard gewend is aan hooi en krachtvoer en nu gras krijgt. Dit vergt een aanpassing van de enzymproductie in de dunne darm en de samenstelling van de bacterieflora in de dikke darm. Deze aanpassing kost tijd. Een plotselinge grote voerverandering kan leiden tot koliek, hoefbevangenheid en diarree. Door elke dag het rantsoen een beetje te veranderen geef je de vertering de tijd zich aan te passen. Als je einddoel 5 uur weidegang per dag is, ga je in twee weken het stalrantsoen verminderen en de tijd op het gras ongeveer een half uur per dag verhogen. Paarden die gevoelig zijn voor voerveranderingen hebben hier meer tijd voor nodig. Houd er rekening mee dat ook aan het einde van het weideseizoen de overgang naar de stal een verandering van rantsoen betekent.

Naast beweging en sociaal contact kan het paard in de wei op de meest natuurlijke manier voedsel opnemen. Dit is met het hoofd laag bij de grond, gras afbijten en kauwen. Hier kun je in voersystemen ook rekening mee houden, maar dit nooit helemaal evenaren. Het gras bevat behalve de energie bevattende koolhydraten (zoals suikers), vetten en eiwit nog vele andere voedingsstoffen.

Voor welke paarden is gras juist goed?

Door de hoge verteerbaarheid en het vaak redelijk hoge eiwitgehalte is gras een uitstekend voedermiddel voor paarden die te mager zijn en voor oudere paarden die minder goed kunnen kauwen. Zelfs zonder tanden kan gras vaak nog verwerkt worden! Voor het oudere paard is de beweging in de wei ook positief om stijfheid te voorkomen. Andere paarden met een hogere energie- en eiwitbehoefte zijn fokmerries en opgroeiende veulens. Heeft een paard vaak harde mest of zelfs koliek door een verstopping, dan kan gras helpen deze klacht te verbeteren. Vochtrijke snel verteerbare voedermiddelen passeren sneller de darmen.

De keerzijde van deze medaille is dat dit effect van gras bij andere paarden slappe mest tot gevolg heeft of juist de fermentatie in de dikke darm verstoort en daarmee koliekklachten teweeg brengt.

Variabele samenstelling van voedingsstoffen in het gras

Het risico van gras voor paarden op de langere termijn is dat ze te dik worden. Op de korte termijn zit het risico in de snelle variatie aan samenstelling van voedingsstoffen in het gras. De variatie aan voedingsstoffen in het gras verandert gedurende de totale groei, maar ook gedurende de dag. Jong gras bevat veel blad en nog maar weinig stengel. Hierdoor is het eiwitrijk maar bevat het weinig vezels. De verteerbaarheid is hoog; het paard haalt er veel energie uit. Het gebrek aan stevige vezels maakt dat het gras vrij snel wordt afgebroken door de bacteriën in de darmen, wat kan leiden tot dunne mest of koliek.

Let op in het voorjaar; suikerrijk (voorjaars)gras kan gevaarlijk zijn!
Tijdens het voorjaar is het eiwitgehalte in het gras hoger dan in de zomer. Het gras groeit snel door aanwezigheid van voedingsstoffen, vocht en zon. De gehalten in het gras kunnen daardoor gedurende de dag snel veranderen. Om te groeien maakt het gras onder invloed van zonlicht suikers aan, die omgezet wordt in vezels (groei plant). Het maken van suiker gaat sneller dan de groei, dus overdag stijgt dit suikergehalte. In de nacht wordt er geen suiker gemaakt, maar wel verbruikt. In de ochtenduren bevat het gras daarom lagere suikergehalten dan aan het einde van de middag. Een goede tijd om paarden te laten grazen of het gras te maaien voor hooi.

Let op: dit geldt dus niet bij koude nachten (onder de vijf graden en vooral met nachtvorst) Dan kan het suikergehalte in het gras ‘s ochtends juist extreem hoog zijn, omdat in een koude nacht de stofwisseling in het gras juist stagneert en suikers (glucose, sucrose en fructose) niet verdwijnen. Laat paarden daarom na een koude nacht pas in de middag op de wei grazen. Bij risicopaarden (paarden met regelmatige koliekklachten of mestveranderingen, IR, EMS of die eerder hoefbevangen zijn geweest) is het in dat geval beter om helemaal geen weidegang aan te bieden.

Stijging van suiker- en fructaangehalte

Droogte, betreding, kort afgrazen en een tekort aan voedingsstoffen zijn allemaal <stressmomenten voor de grasplant. In tijden van stress of een groot suikeroverschot kan suiker omgezet worden in fructaan. Onder die omstandigheden kan zowel het suiker- als het fructaangehalte stijgen.

Risico op hoefbevangenheid, koliek en/of diarree

Suiker (glucose) en fructaan zijn beiden koolhydraten maar worden door het paard op een andere manier verteerd. Suiker wordt door enzymen in de dunne darm afgebroken en in het bloed opgenomen, waardoor de suikerspiegel stijgt. Als reactie daarop produceert de alvleesklier insuline om de glucose van het bloed naar de weefsels te krijgen (zie mijn eerdere artikel over voer en vertering bij paarden). Voor een paard met insulineresistentie (IR) kan suikeropname aanleiding zijn voor een extreme reactie van insuline, met hoefbevangenheid tot gevolg. Voor paarden die geen IR hebben is suiker een (snel beschikbare) energiebron.

Fructaan kan niet in de dunne darm door enzymen verteerd worden. Pas in de blinde- en dikke darm wordt fructaan door bacteriën afgebroken. Bij deze omzetting wordt melkzuur gevormd. Melkzuur kan weer als voedselbron voor andere bacteriën dienen. Is de darmflora niet gewend aan fructaan en zijn de bacteriën er niet op aangepast, dan kan de melkzuurproductie bij veel fructaanopname leiden tot een verzuring van de darminhoud. Bacteriën gaan dood en vallen uit elkaar. Vrijkomende gifstoffen kunnen in het bloed worden opgenomen en leiden tot hoefbevangenheid (mogelijk via insulineresistentie door een acute ontstekingsreactie). De verzuring kan ook leiden tot een fermentatiestoornis, met koliek en diarree tot gevolg.

Beperkt of onbeperkt de wei in

Bij graslanden in België is de opbrengst aan gras zo hoog dat onbeperkte opname bijna altijd teveel energie levert en leidt tot vervetting, zelfs voor sportpaarden. Paarden eten graag de toppen van het gras die zoet, smakelijk en energierijk zijn en makkelijk te verteren. Geef je paarden elke dag een relatief vers stuk gras, dan kan de opname aan energie ook snel te hoog worden. Fokmerries en opgroeiende paarden kunnen wel onbeperkt de wei in. Voor het merendeel van de paarden is een beperkte tijd in de wei echter beter om de conditie onder controle, en het grasland heel te kunnen houden. Langer, ouder, meer structuurrijk gras remt de opname (paarden moeten langer kauwen), en dus kunnen ze langer de wei in. De meeste paardenbezitters hebben maar een beperkte hoeveelheid weiland en laten paarden daar beperkt grazen. Ook bij beperkte weidegang is goed management nodig om de weide gezond te houden.

Gras in België bevat redelijk lage gehalten aan koper, selenium en soms zink. Het caroteengehalte (voorloper van vitamine A) is hoog, evenals het vitamine E-gehalte. Gras bevat weinig vitamine D. Het langdurig voeren van ruwvoer - dus ook gras - zonder aanvullend supplement of krachtvoer geeft een reële kans op tekorten. Kies dus een geschikt vitamine-mineralen brokje of krachtvoer uit, ook als je paard veel weidegang krijgt.

Om de spijsvertering te ondersteunen adviseren wij meestal om de Seniores Priores te gebruiken. Dit om te zorgen dat ondanks de schommelingen van de samenstelling van het gras een zekere basis behouden blijft. Daarnaast afhankelijk van het werk, de leeftijd of al dan niet dragend een goede basisbrok om te zorgen voor de juiste verhouding in vitamines. Gewoon zomaar de wei op makkelijk? Welnee dan moet er nog meer gerekend worden.


 

Terug

Reacties

Er moet ingelogd worden voordat u een reactie kunt plaatsen. Uw reactie zal worden geplaatst zodra deze is goedgekeurd.